Eind april bracht Matthijs De Ridder zijn biografie van Paul van Ostaijen uit. Het boek kon alvast rekenen op heel wat interesse. ‘Sommige mensen kwamen me zelfs al bedanken voor het boek,’ vertelt Matthijs.

‘Het is blijkbaar ook het seizoen voor dikke boeken,’ voegt hij er lachend aan toe. ‘Van Ostaijen is niet zo oud geworden, 32 jaar. Dat had dus een heel dun boekje kunnen opleveren, maar het voordeel was dat ik veel in detail kon uitwerken zonder dat het echt een monsterlijk dik boek zou worden. Uiteraard heeft van Ostaijen in zijn korte leven ontzettend veel gedaan voor de Nederlandse literatuur. Ik heb wel eens de vergelijking gemaakt met jazzmuzikant Miles Davis. Die heeft in zijn leven ook een aantal keren de jazzmuziek heruitgevonden. Dat heeft van Ostaijen gedaan voor de literatuur. Dat dat nu uitgerekend door die jongen uit Antwerpen uit de katholieke middenstand werd gedaan, is uiteraard toevallig, maar tegelijk ook niet zo gek. Enerzijds omdat hij deel uitmaakte van de eerste generatie die een deel van het onderwijs in het Nederlands heeft genoten en anderzijds omdat zijn ouders handwerklieden waren die net wat beter gingen verdienen. Daardoor ontstaat er ruimte voor cultuur. Onder die omstandigheden beginnen mensen na te denken over hun taal, land en cultuur en dan blijkt dat de taalsituatie in Vlaanderen toch nog zorgelijk is en dat er een sociale agenda is die best nog wel wat aandacht verdient.

Binnen die context vond van Ostaijen ruimte om zijn plek in de maatschappij en de cultuur te claimen. Hij vond literatuur het uitgelezen medium om dit in te doen. De confrontatie die hij opzoekt met de ‘oude cultuur’ vind je terug in de onderwerpen die hij aansnijdt, zoals het moderne leven, maar ook in de opstandige houding die hij aanneemt. Alles moet anders. Vanuit dat idee gaat hij literatuur maken. Literatuur die zich zowel qua vorm als qua inhoud afzet tegen datgene wat er al was. Die literatuur was niet alleen bedoeld om de wereld een beetje mooier te maken, maar vooral om die wereld te veranderen. Hij verwachtte niet meteen grote revolutie, maar besefte wel dat hij een impact kon hebben op wat en hoe de mensen dachten. De inzet van zijn werk lag voor hem zeer hoog.’

Van Ostaijen is onmiskenbaar één van de belangrijkste stemmen van de eerste helft van 20ste eeuw. Hoe ervaarde hij zelf zijn impact binnen de literaire wereld?

‘Dat is natuurlijk heel dubbel. Enerzijds wist hij heel zeker dat hij iets in beweging zette. In zijn Duitse periode was hij bezig om een groep kunstenaars samen te brengen in een collectief, om zo gezamenlijk te kunnen laten zien welke richting ze uit wilden. Hij merkt ook dat hij impact heeft doordat mensen hem beginnen na te doen. Anderzijds zou je die impact ook kunnen afmeten aan financieel succes en dat is er nooit geweest. Er waren geen enorme verkoopsuccessen. Hij zal wellicht dezelfde frustratie gehad hebben als veel auteurs nu: overtuigd van de relevantie en waarde van zijn werk en moeten verteren dat iets van mindere kwaliteit veel beter verkoopt.’

Is er behalve dat ze tijdgenoten waren, ook een echte link tussen Paul van Ostaijen en Herman Teirlinck?

‘Er zijn twee belangrijke linken tussen hen. Van Ostaijen maakte kennis met Teirlincks werken tijdens zijn jaren op het Onze-Lieve-Vrouwecollege. Hij las zijn werk toen stiekem. Het was namelijk de eerste keer dat hij iets las van een overtuigde ongelovige en het was voor hem en zijn medeleerlingen een echte eyeopener dat er ook niet-katholieke literatuur bestond. Zijn eerste kennismaking met Teirlinck was dus niet persoonlijk, maar hij had vast wel bewondering voor de man. Later loopt het echter mis.

Na WOI wordt de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen opgericht. Dat gebeurt op initiatief van August Vermeylen, maar Herman Teirlinck neemt daar het voorzitterschap van op. Ze proberen dat heel breed aan te pakken en er ook jongeren bij te betrekken. Van Ostaijen wordt daar buiten zijn weten om tot bestuurslid gebombardeerd. Dat valt niet in goede aarde bij hem, want tijdens WOI stonden Van Ostaijen en Vermeylen en Teirlinck lijnrecht tegenover elkaar. Vermeylen en Teirlinck namen tijdens de oorlog een afwachtende houding aan. Van Ostaijen was eerder van de overtuiging dat er juist in deze woelige tijd moest worden gestreden voor culturele en sociale rechten, desnoods met de hulp van de bezetter. Daar wrong natuurlijk het schoentje: van Ostaijen was activist, Teirlinck was pacifist. Dat is ook nadien niet meer goed gekomen.’

Op zo 8 oktober vertelt Matthijs de Ridder nog meer over de invloed van Paul van Ostaijen op de literatuur en de maatschappij. Acteurs Ruth Becqaert en Wim Helsen zullen een aantal van zijn teksten voorlezen.

Dit derde Zennegesprek kadert in een reeks van 5 namiddagen rond kunst en literatuur. Literatoren en kunstenaars gaan met elkaar in gesprek omtrent werk en inspiratie terwijl op de achtergrond de Zenne als een soort van blauwe draad zich door alle gesprekken kronkelt.