
Interview Els Degryse

Hoe zou u uzelf omschrijven?
Als een laatbloeier. Ik doorliep al een heel parcours vooraleer ik op latere leeftijd opnieuw begon met studeren. Die studies Kunstwetenschappen waren voor mij cruciaal. Ze hebben een grote impact gehad op hoe ik naar de wereld kijk. Dankzij mijn studies heb ik me kunnen verdiepen in beeldende kunst en architectuur, maar ook in literatuur en muziek. Als een nieuwe versie van mezelf maak ik sindsdien bewuste keuzes. Mezelf met schoonheid omringen is een noodzakelijke voorwaarde geworden. Tot voor mijn studies was ik meer in een staat van “geleefd worden”. Ik zat in de flow van werken, huisje, tuintje, kindje.
Als een soort generalist. Ik kan een beetje van alles, maar ik ben in weinig een specialist. Ik denk dat dat te maken heeft met de gretigheid waarmee ik in het leven sta. Ik zie zoveel moois en zoveel opportuniteiten en grijp die met beide handen.
Waar bent u op dit moment mee bezig?
Ik ben met veel te veel bezig. Ik heb twee halftijdse jobs. De som van de twee halve is echter vaak meer dan een geheel. Daarnaast heb ik ook nog het project dat een uitloper is van mijn studies, waarin ik de geïntegreerde kunst in het Kursaal Oostende onderzoek. Daar ben ik de laatste tijd vooral mee bezig. Tot nu toe was dat steeds tussen de soep en de patatten. Die publicatie is gestart vanuit het onderzoek voor mijn masterthesis, maar is al veel uitgebreider geworden. Ik vind steeds meer en meer. Ik zou graag verder willen gaan in het verhaal van Stynen die in al zijn projecten altijd kunst wou integreren.
Zijn er bepaalde thema’s waarvan je merkt dat ze steeds weer je werk binnensluipen?
De architect Léon Stynen heeft mijn pad gekruist en hij laat me niet meer los. Ik zie overal verbanden met die fascinerende figuur. Hij was met zoveel meer bezig dan enkel architectuur. Hij was ook directeur van La Cambre na Henri van de Velde en Herman Teirlinck. Er is al heel wat onderzoek gedaan over de architectuur van Stynen, maar minder over zijn streven naar kunstintegratie. Zijn directeurschap in La Cambre was daarin cruciaal. Hij predikte er de Bauhausprincipes waarbij architectuur, beeldende en toegepaste kunst, maar ook bijvoorbeeld meubilair als gelijkwaardig in de architectuur geïntegreerd werden.
Heeft u recent iets gelezen dat u raakte? Zo ja, merkt u dat dit binnensijpelt in uw eigen werk?
Ja, hier zelfs, in de residentie. Ik las de briefwisseling (eind jaren 1930 en begin jaren 1950) tussen Léon Stynen en Henri van de Velde die ik vond in de AML (KBR). Af en toe duikt Herman Teirlinck op in hun correspondentie. Vooral de briefwisseling van aan het begin van de jaren vijftig was voor mij erg interessant. In deze briefwisseling wordt er namelijk uitgebreid over het instituut La Cambre geconverseerd. Bij zijn aanstelling in 1950 treft Stynen een instituut waarbij de Bauhausprincipes niet meer strikt nageleefd worden. In intense over en weer brieven zullen ze deze principes terug op de kaart zetten. Naast de zakelijke inhoud lezen de brieven ook als een intieme vriendschap tussen twee mannen van een verschillende generatie. Door deze briefwisseling, handgeschreven en dikwijls met lyrische omschrijvingen, komen deze mensen tot leven en dat raakt me omdat Léon Stynen me toch al enkele jaren achtervolgt.
Met welke verwachtingen ben je hier in het huis van Herman Teirlinck op residentie gekomen?
Ik wou eens ontsnappen aan het geleefd worden, aan mama zijn, aan werken, aan de structuur waarin ik zo hard verwacht wordt. Enkel met mezelf moeten rekening houden, mijn eigen dagritme bepalen, dat is voor mij een groot geschenk. Ik wist dat ik graag alleen ben, hier heb ik ondervonden hoezeer dat klopt. Alleen zijn maakt me rustig, geeft me energie en zorgt ervoor dat ik efficiënt ben. Eindelijk heb ik de tijd en de luxe gehad om te vertragen en om in alles stil te kunnen zijn. Die stilte was zo een ongelooflijke luxe.
Els Degryse (1971) was bijna tien jaar werkzaam als advocaat (Orde van Advocaten, Balie Brugge) en sinds 2003 werkt ze als stafmedewerker in het Kursaal Oostende. In juli 2023 studeerde ze af als master in de Kunstwetenschappen (Universiteit Gent). Haar masterproef onderzoekt de geïntegreerde kunst en decoratie in het Kursaal Oostende. Sinds 2024 werkt ze als coördinator voor Vandenhove, Centrum voor Architectuur en Kunst Universiteit Gent.
Ze werkt momenteel aan een publicatie over het Kursaal Oostende, een modernistisch ontwerp van architect Léon Stynen. Naast zijn carrière als architect engageerde Stynen zich voor het onderwijs. In 1950, hij is dan volop bezig met de bouw van het Kursaal, volgt hij Herman Teirlinck op als directeur van het Hoger Instituut voor Sierkunsten ter Kameren, of kortweg La Cambre dat in 1927 werd geïnitieerd door Henry van de Velde.