De Verste Tijd
Door Virginie Platteau

<- Terug

Beste heer Teirlinck,

 “Een tros kersebloemen springt wit langs alle zijden los onder de teer-blauwe Paaschlucht.” Precies dat is wat ik door mijn raam zie. Woordelijk de openingszin van uw Maria Speermalie. “Dit is de verste tijd, dien zij – (de kleine Maria) – zich later herinneren zal.”

Hoe zullen wij ons later deze tijd herinneren?

De belofte van vreugde, nieuw leven en zinnelijkheid daarbuiten in die uitbundig schuimende kerselaars contrasteert schrijnend met deze dagen van verplichte terugtrekking. De lucht is niet zozeer teer dezer dagen, wel strak en diepblauw, amper doorsneden door vliegtuigen. Het is lastig binnenblijven nu dit voorjaar ons zo juichend naar buiten roept. Gelukkig mag dat nog, zij het beperkt, zonder gezelschap.

Achter de ramen van de stad staar ook ik verlangend naar de vrijheid die daar ligt en die haar onschuld kwijt is. Die lokkende lente bevat een onzichtbaar gevaar. In deze langzame dagen die in elkaar vervloeien is elk contact bezwaard, met schuld beladen. Mensen zijn letterlijk onaanraakbaar voor elkaar geworden. Het verbod alleen al doet verlangen opgloeien. Verlangen naar uitbundige begroetingen. Stevige handdrukken. Terloopse effleurements, flirterige aaitjes. Naar warme omhelzingen, hartelijke kussen, troostende knuffels, natte zoenen van kleine kinderen. We reiken uit, net als de bloeiende takken naar de nooit zo blauwe hemel, naar elkaar.

Ik zie een jongen en zijn zusje aan de overkant opkijken naar het balkon van hun grootouders om een gesprek voeren. Midden op de stoep, een stukje intiem theater in de publieke ruimte. Even verderop hijst een man met de steel van een hark een tas met levensmiddelen omhoog. Er steken preistengels uit, ze dreigen te vallen. ‘Ik zocht bloemen, maar die hadden ze niet meer!’ verontschuldigt de vermoedelijke zoon zich luid bij zijn oude moeder, die het pakket dankbaar aanneemt over de balustrade.

Hebben we het veel te lang vanzelfsprekend gevonden, alles zomaar voor het grijpen? Plastic spullen uit mistige industriesteden in China, wegwerpkledij, exotisch voedsel, citytrips naar eender waar, rommel die nog geen minuut vreugde geeft en de halve wereld heeft rondgereisd… Is het de natuur zelf die ons terechtwijst en ons nu terug doet deinzen, uit schrik voor lijf en leden? Even afstand nemen. Even de bemoeienis en overweldigende invloed van onze soort op deze planeet terugschroeven. Even niet alles superieur naar onze hand zetten maar gedwongen loslaten.  “Ge gelooft niet dat ge de meester van deze wereld zijt. Ge gelooft zelfs niet dat ge in enigerlei gebied de meerdere zoudt zijn van de andere levende wezens.” U laat het de Brusselse bankier Henri zeggen in Zelfportret – Het Galgemaal, beste heer Teirlinck. Het is een verhaal over zelfonderzoek en -inzicht, maskers die vallen en spiegels die een onfrisse waarheid tonen. Een bewustwording die nu pijnlijk ook de onze is.

Dit terugplooien op de essentie en directe nabijheid spreekt gelukkig onze verbeelding aan. Op elke mogelijke manier proberen we de gemiste afwezige aanwezig te stellen, wie ver is dichterbij te halen. Maar voor geen mens voldoet de ersatz van het schermpje. Noch lachend zwaaien aan het raam, dat heeft ook iets heel verdrietigs. Het zoomen met zovelen vermoeit en maakt ons flets, ondanks alle gewonnen tijd en inzicht.

Wat we weer leren is verlangen. Het onbereikbare te herwaarderen. In ons huidige contactloos samenleven is het de taal die ons verbindt en streelt, ons minder onaantastbaar maakt. Wij zijn sensitieve wezens, kuddedieren bovendien. Ook de grootste Einzelgänger behoeft een zekere verbondenheid.

We leren weer te hunkeren, te wachten. Smachtend turen we vooruit, al verder in de tijd. Dat kostbare alledaagse met iedereen en alles onachtzaam binnen handbereik, wat zouden we er niet voor geven.

Maar afstand te bewaren, de tussenruimte leeg te houden tegen de impulsen in, het vergt nu moed en discipline. En het getuigt van liefde. De afstand geeft weer waarde.

Wie weet zullen we dat onthouden, komende lente onder nieuwe bloesems, van deze verste tijd.

Hartelijke groet,

Virginie Platteau

<- Terug