Open brief
Door Jenka Watteny

<- Terug

Beste heer Teirlinck,
Lieve Herman,
Weledele heer Teirlinck,

Is er nog altijd een onbeschreven wet die zegt dat je ouderen of hoger geplaatste lieden respectvol moet aanspreken of mag ik u tutoyeren?

Tot voor kort dacht ik dat ik talentloos was, ik blijf aan deze gedachte houden, alleen heb ik de liefde voor schrijven (her)ontdekt. Talent heeft mijn man, die met een paar potloodstrepen prachtige tekeningen maakt terwijl ik amper een kat kan tekenen. Wat me doet denken aan onze kattin, Penny. Eén jaar oud, maar nu al de zwarte schrik in onze buurt. Hoe vaak wandelt ze mijn venster voorbij, haar staart triomfantelijk heen en weer wiegend, met een piepende huismus in haar bek. De buren probeerden tevergeefs één arme vogel te redden, het dier had waarschijnlijk minder geleden hadden we het onmiddellijk de nek gekraakt. Eén dag nodeloos lijden en piepen was het resultaat van hun zorg, waarna de huismus zijn laatste adem uitblies. Survival of the fittest, of hoe ook in deze tijden de sterken overleven. Een ezelsbruggetje zoals mijn lerares Nederlands het mij ooit aanleerde gaat door mijn onverwachte mijmeringen, onmiddellijk, twee doden, twee lijken. Vertel het nooit verder, voegde ze er met schaamte aan toe.

Penny heeft intussen een nieuw slachtoffer gevonden. De grote kip van de buren. Vooralsnog is het onduidelijk of ze de kip met haar helder groene ogen kan hypnotiseren en vangen. Ze komt hier zo nu en dan eveneens voorbij het venster, de kip, op zoek naar onze moestuin.

Buiten, aan de wasdraad, hangen onze mondmaskers te drogen. Het is zomer, doch het kan evengoed herfst zijn. De gierende wind doet de bomen met hun hoofd schudden om overtollige haren kwijt te raken. De bries strijkt de valse plooien uit de mondmaskers. Ze zijn wit, de onze. Om niet op te vallen tussen de kudde mensen met hun kleurrijke exemplaren voor neus en mond gebonden. Sommigen maken een statement, anderen nemen dat patroon omdat ze het graag zien.

Of vallen we net niet meer op door gewoon te willen zijn?

Er is te veel tijd. Te veel tijd om na te denken. Om na te denken over gebeurtenissen waar je liever niet aan wordt herinnerd. De nietigheid van ons leven. Het saaie beleven van elke dag. Het herhalen van bezigheden de klok rond. Dag na dag elkaars minieme zucht horen. De kleinste verandering in de gezichtsuitdrukking waarnemen.

Zal het ooit worden als voorheen?

Het is mijn huis, mijn dorp, mijn land. Dat alles, mijn veilige haven.
Nu voel ik me als Heroïx in de stripreeks van Asterix.
Bang dat de hemel op mijn hoofd zal vallen.

We kennen elkaar intussen lang genoeg om te tutoyeren. Laten we wel zijn, lieve Herman, het leven gaat verder, daar, achter ieders vensters. Met of zonder ons.

Dat zal mn tijd wel duren!

Jenka Watteny

<- Terug