Keizerinnenrijk der draken
Door Elise Kuit

<- Terug

Het is niet veel, op de keper genomen. Een niet al te steile glijbaan waar meer opgeklommen dan afgegleden wordt. Een loopbrug die teleurstellend veilig wiebelt. En een houten huisje waar met veel, heel veel fantasie een toren van een te veroveren kasteel in gezien kan worden. Voor de pandemie losbarstte was het slechts aan de allerkleinsten en hen met de allergrootste fantasie vergund meer in het speeltuintje te zien dan slechts dat: een armetierig speeltuig, aangekocht door grootstedelijke ambtenaren op de rand van een gapende inzinking.
Het moet gezegd dat die allerkleinsten er zonder een greintje pijn inderdaad veel meer in zagen. Zo speelde er op de zondagochtenden een duo broers dat er draken te lijf ging alsof ze er al jaren hun brood mee verdienden. En op de doordeweekse namiddagen, ook die met slijmerige miezerregen, verscheen er een meisje in een roze jas met roze laarsjes en een roze rugzak. Nadat zij nog één keer omkeek naar haar aardse begeleidster in de vorm van een moeder, rende zij als een volleerd krijgsdame de heuvels van het onneembare paleis op om zich in een mum van tijd juichend tot keizerin van haar nieuwe rijk te kronen. Dan kreeg zij het druk met die deksels beruchte draken en ander gespuis dat via de ophaalbrug haar zuur bevochten vastgoed wilde bestormen. Zij hakte ze allen met evenveel liefde in de pan. Tegen het vallen van de avond ging zij, na nog één blik over haar rijk te hebben geworpen, moe maar voldaan slapen, in haar bedstee om de hoek, ongetwijfeld ingestopt in het diepste roze der keizerinnen.
Goed, dat was vóór de wereld in de clinch kwam met een virus en de mensen ongevraagd aan hun huis kluisterde. Het keizerinnenrijk der draken werd gestaag maar zeker overgenomen door de buurt, en ieder richtte het kleine plantsoentje in naar eigen goeddunken. Zo kwamen er vrouwen en mannen die al zeer vroeg op de dag een teveel aan energie weg te werken hadden. Soms gebruikten ze de aanwezige tuigen, maar velen sleepten halve fitness-inboedels naar hun openluchtsportschool. Zij vlijden zich op dunne matjes neer (ook op de plekken waar ik wist dat de hondenkak er zelden opgeruimd werd) vanwaar ze, elk aangemoedigd door hun eigen orkest, hun lichamen verbeten te lijf gingen. Zij werden trouw gevolgd door de lokale ouderschare die, bij gebrek aan juffen en meesters, ineens zelf pedagogisch verantwoorder in het leven moesten staan dan ooit wenselijk was. Dat het rauw op hun dak was gevallen, viel aan de meesten verontrustend goed af te lezen. Hun moede schouders losten langzaam maar zeker op in het vrolijke geweld van de nieuwe en bij uitstek belangrijkste groep covid-inboorlingen: de jongens en meisjes die oud genoeg waren om zelf op straat te mogen spelen. Hun spetterende levensliefde knetterde in de banden van hun stepjes waarmee zij uit alle windrichtingen het speelplantsoen na de middag bezetten.
Ze waren misschien net te gevorderd in leeftijd om draken met zwaarden om de oren te slaan, maar dat maakten zij ruimschoots goed met de acrobatiek die zij loslieten op het fantasieloze speelgerief. Onder hun flegmatieke lijven werd het houten tuig de piste van Circus Sarrasani. Ik hield mijn adem in als zij zonder valnet of veiligheidskoord uit de nok van de tent neerdwarrelden en tóch steeds weer op beide voeten belandden. De neiging om scorebordjes op te houden was soms sterk.
Maar ook die begeesterde groep is inmiddels weer verdwenen, verbannen naar de schoolbanken, verwijderd uit het zonnige straatbeeld. Net als de sportievelingen en de mismoedige ouders opnieuw zijn ingelijfd in een vals normaal, een slechte namaak van de oude werkelijkheid. Even heb ik ze allemaal gemist, zeker de circusartiesten lieten een grote leegte na. De nieuwe realiteit schrijnde bij gebrek aan hun kwikachtige beweeglijkheid nog net wat harder.
Tot afgelopen zondag plots de gebroeders opnieuw hun plek op het toneel innamen. Zij bevochten als vanouds de driestste reptielen en hielden er geen noemenswaardige schrammen aan over. Ook De Roze Keizerin kwam terug om haar rijk op te eisen, de hufterproof loopbrug begroette haar met een dartele wiebel. Het rijk was weer van haar. Als trouwe onderdaan kan ik niet anders dan de toekomst zien zoals mijn keizerin: roze, met een lichte dreiging van draken. Maar die hakken we met liefde in de pan.

<- Terug