Brief aan Herman Teirlinck
Door Karolien Deman

<- Terug

Berlare, 9/9/2020

Beste Herman,

het woekerende groen waarop ik uitkijk, geeft niets prijs van wat zich afspeelt in de mensenwereld. En zo heb ik het graag. Ontkenning van de structuur waarbinnen ik leef, afgedekt door wildgroei. Iets meer dan een jaar geleden ben ik naar hier gevlucht. Net op tijd. Eenmaal mijn gereduceerde spullen versmolten waren met hun nieuwe thuis, is het begonnen. Ogenschijnlijk vol goede intenties en welgekomen. De lamlegging van al het rennen en moeten werd door mij toegejuicht. De naaimachine van mijn moeder spuwde mondmaskers uit. Het was weer eens iets nieuw, verpakt in een aura van tijdelijkheid. Ik beeldde me in hoe we deze stoffen lapjes later in een vergeten doos zouden terugvinden. Glimlachend van ‘weet je nog?’. Als we de handen in elkaar sloegen dan kwamen we hier het snelst door. Samenhorig en gehoorzaam. Het werd een van de mooie kanten van de crisis genoemd.

Het gevoel van eenheid versnipperde langzaam. We dachten ergens uit te komen, maar lijken er middenin te blijven steken. Er wordt meer vanuit plicht dan vanuit overtuiging gehandeld. De informatie is oeverloos. We zijn oververzadigd en braken onze verontwaardiging uit op sociale media. Een klein toestel dat met ons meereist, -luistert, -kijkt en -trilt, is het juk waarvoor wij gewillig op de knieën gaan. Omwille van de vele voordelen natuurlijk. Op maat gemaakt voor het immer ontevreden brein. Verzadiging wordt steeds verschoven naar het volgende punt van verlangen. Stilstand in een omgeving zonder prikkels is het vacuüm dat velen vrezen.

Uitgaande van de gemaaktheid der dingen, zit het allemaal nog best goed in elkaar. Het is slim bedacht. Het een complottheorie noemen, maakt het ongeloofwaardig. Maar het is menselijk om te denken dat toeval bestaat. Men spreekt over het vernieuwen van de opgelegde normen. Angst en schuldgevoelens versnellen dat proces. Er hangt weerstand in de lucht, maar als ik mijn groen toevluchtsoord verlaat kan ik mij niet ontdoen van de gedachte in een dictatuur van gemuilkorfde volgelingen te zijn terechtgekomen.

De halve gezichten die mij kruisen, hebben iets aandoenlijks. De mantra luidt dat we onszelf en elkaar beschermen door de maatregelen op te volgen. Het openbaar in vraag stellen van de autoriteiten is doorheen de geschiedenis nooit evident geweest. Enkel de gevolgen evolueren. Sociale vrijetijdsbestedingen die het leven een extra glans geven zijn overtredingen geworden. Het vooruitzicht van een verplicht vaccin betekent zowel een uitbreiding van de beperkingen als van de vrijheden. Het hangt ervan af of je doet wat er gevraagd wordt.

Dat het woelige tijden zijn, is u vast niet ontgaan. Ik word altijd enthousiast van verandering. Enerzijds kijk ik gefascineerd naar de ontwikkelingen, anderzijds vervloek ik de ons opgelegde maatregelen. Het helpt om een duidelijk onderscheid te maken tussen feit en fictie. Alles wat ik ter plekke ervaar, hier en nu, dat zijn feiten. Gedachten, oordelen en andere mentale projecties, dat is fictie. Ik observeer de groene bewegingen door het dunne glas, waar niets wijst op een pandemie. Het leven buiten wiegt mee met de wind, zonder verzet of ideeën. Alles is gewoon zoals het is. Om zuurstof te vinden in de veelheid, reik ik steeds vaker naar dit open standpunt van gedachteloos bewustzijn. Observeren totdat alles zijn naam verliest.

De scheefgegroeide collectieve gedachtewereld prijst het denken. Tegelijkertijd wordt de kracht van gedachten immens onderschat. Mijn louter observeren zonder gedachten zou als vluchtgedrag kunnen geïnterpreteerd worden. Maar er huist meer aanwezigheid in deze vorm van bewustzijn dan in eender welke gedachtereeks.

Starend door een raam dat niets dan natuur kadert, is het gedachteloos observeren uiteraard een pak gemakkelijker dan in bijvoorbeeld een supermarkt. Ik daag mezelf uit om te kijken naar gedragingen zonder ze te benoemen. Maar u mag gerust weten dat ik daar grandioos in faal. Ik oordeel en verwerp, want dat is gewoon mijn menselijke natuur.

Ik laat de blikken die verwachten dat ik mijn winkelkar ontsmet over mij heen gaan. De door stof gesmoorde orders om mijn handen te laten besproeien, een bepaalde looprichting te hanteren en afstand te houden, volg ik gelaten op. Bij de eerste voet in openlucht ruk ik ostentatief het masker van mijn hoofd. Kijk naar mij, ik adem vrij! Wie durft mij terechtwijzen? Ja, het is eigenlijk lachwekkend.

De intrede van het nieuwe virus ging gepaard met de vage oproep om het gezond verstand te gebruiken. Wat zou u daaronder verstaan? Kijkend doorheen de leegte van deze woorden kan ik dit met enige goede wil interpreteren als een herinnering aan de innerlijke wijsheid die we allemaal bezitten. Maar deze uitspraak voelt anders aan. Ze suggereert eerder een bepaalde denkrichting die als vanzelfsprekend geacht wordt. Als iets dat logisch is. Logica is geen objectieve waarheid. Ik ben erachter gekomen dat zoiets niet bestaat. Er is alleen een oneindige veelheid aan interpretaties die samenklonteren tot iets dat wij een samenleving noemen.

We wachten nu gezamenlijk op versoepelingen. Het gevoel van tijdelijkheid wil maar niet oplossen. We blijven hopen. Maar ik weet, alweer uit ervaring, dat soms alleen wanhoop het tij kan doen keren. Dat we nog even moeten volhouden, zeggen we tegen onszelf. Volharden, tot we stenen zijn. Of misschien wel kristallen. Maar we hoeven niet te schitteren om mooi te zijn.

Te midden van alle beweeglijkheid groet ik u. Met een uitgestoken hand dat geen tegemoetkoming verwacht.

Karolien

<- Terug