Geachte heer Teirlinck,
Het anders zo levendige Laar in Borgerhout ligt er al maanden verlaten bij. Met mijn voorhoofd tegen het glas staar ik naar de weerkaatsing van de straatverlichting op de kasseien. Een vuilwit katje kruipt uit een keldergat, legt zich neer op het voetpad en likt een poot.
Wat een verschil met de maand februari toen hier die filmploeg aanbelandde! Ik las in de krant dat er figuranten werden gezocht. ‘Niets zo leuk als in mijn eigen straat in een film meespelen’, dacht ik en ik meldde me aan. Het werd een feelgood movie in de sfeer van de late jaren vijftig.
De draaidag.
In een megagrote tent achter de kerk hingen stapels kleren aan rekken en over stoelen. Kleurrijke jurken, rokken, blouses en vestjes in katoen voor de dames en voor de mannen hemden en broeken. In houten bakken bij de ingang: retroschoenen, handtassen, sjaaltjes, brillen…
In de tent was het warm. We werden er gekleed en geschminkt en bewonderden onszelf en elkaar in grote ovale spiegels. Een kapster toupeerde onze haren en fixeerde ze met hairspray.
Strategisch opgestelde camera’s, setlampen en schermen creëerden een Hollywoodsfeer. Het Laar was vergeven van limousines in de vrolijkste kleuren: een lichtblauwe Buick, een roze Cadillac Eldorado, een Chevrolet, een Daimler… De politie had de omgeving met nadarhekken afgesloten voor het gewone verkeer.
Mijn lippen voelden droog aan. Natmaken mocht niet vanwege de lipstick. Even aan mijn neus wrijven kon nog wel.
Vandaag, meneer Teirlinck, mogen we niet meer aan ons gelaat komen. Wanneer we met besmette handen onze ogen, neus of mond aanraken, kunnen we ziek worden. En in de straten staat enkel nog nutteloos geworden metaal op wielen.
‘Bij de eerste cue komt iedereen tegelijk in beweging’ kondigde de regieassistent aan. ‘De scène wordt in één keer opgenomen, maar bereid je voor op onverwachte zaken als een overvliegende helikopter of een sloophamer die plots kan worden aangezet. De helikopter laten we voorbijvliegen maar in het geval van de sloophamer zoeken we die persoon op en vragen we of hij de werken een uurtje stillegt. Iedereen gaat dan onmiddellijk terug naar zijn of haar beginpositie. We hopen van dit soort onderbrekingen gespaard te blijven want… time is money!’. Diana, jij wandelt van de Turnhoutsebaan tot aan het huis met de olijfgroene gevel. Je loopje moet zo natuurlijk mogelijk overkomen.’
De regisseuse had ‘het huis met de olijfgroene gevel’ gezegd. Dat was waar ik woonde!
‘Actie, figuratie, actie…’
Mijnnatuurlijk loopjekwam in beeld. De afstand van de Turnhoutsebaan tot aan mijn woning bedroeg ongeveer honderd meter. Onderweg liet ik mijn blik even rusten op de dorre stronken van de wingerd die tegen de muur van de kerk op groeiden. In de voorbije zomer had de plant weelderig gebloeid, maar net als de kale bomen en de lege bloembakken kwam hij vandaag niet in beeld. Wie wel werd gefilmd was een opgeschoten tiener die op James Dean leek. Hij leunde tegen de Cadillac aan en rookte een sigaret. Hij hield zijn blik op een viertal meisjes gericht, inhaleerde diep en blies de rook in wolkjes uit.
Ik wandelde verder.
Links van me stond de eigenaar van Bar Bakeliet in de deuropening van zijn café. Ook hij figureerde in de film. Het terras was gevuld met druk pratende meisjes en stoer kijkende jongens. De jukebox speelde luid ‘In my dreams’ van Roy Orbison.
‘In dreams I walk with you, in dreams I talk to you…’.
Nu, meneer Teirlinck, wandelen en praten we enkel nog in onze dromen met elkaar. We kunnen ons zelfs niet meer voorstellen dat we ooit nog in een bar of restaurant zullen zitten. Wanneer we vandaag toch even de straat op gaan om wat eten te kopen of om de benen te strekken blijven we op veilige afstand van elkaar, want mensen die kuchen, hoesten of niezen worden als levensgevaarlijk beschouwd.
Nog veertig meter te gaan.
Op de vensterbank van mijn appartement zag ik de decoratieve spulletjes die de decorploeg daar had neergezet: een retro lamp, een wereldbol en wat planten.
De regieassistent zou dadelijk ‘Cut!’ roepen en na de beeldcontrole: ‘It’s a wrap!’
Maar een luid loeiende sirene verstoorde de opname. ‘Cut!’ klonk het door de megafoon en ‘ziekenwagen!’. Het geluid klonk steeds luider en slechts een tel later kwam het voertuig, vlak voor ons, met gierende remmen tot stilstand. Twee steriel verpakte ambulanciers sprongen naar buiten en duwden een dranghek met geweld naar achter. ‘t Is daar!’ zei de grootste van de twee en maakte een hoofdknik in de richting van mijn voordeur.
Mijn oude buurman kwam moeizaam naar buiten. De verplegers zetten hem vliegensvlug een mondmasker op, wikkelden hem in een laken, isoleerden hem achter in de wagen en reden in ijltempo weg.
‘It’s a wrap’ fluisterde de regisseuse. Haast onhoorbaar.
Met achtingsvolle groet,
Diana Van Strijdonck