Gedicht voor Herman Teirlinck
Door Karel Vingerhoets

<- Terug

Gedicht voor Herman Teirlinck.

Waarde meester, ik heb lang nagedacht, ik wil het kort houden.

U neemt in mijn leven een heel bijzondere plaats in,

de juiste woorden samenbrengen voor een gepast eresaluut

en u daarbij nog om een gunst durven vragen ook, dat vraagt tijd.

Het soort tijd dat niet in uurwerken gemaakt wordt.

Het soort tijd waaruit een heel mensenleven bestaat.

U ligt immers aan de oorsprong van mijn professio,

dat mooie Latijnse woord voor toewijding.

Uw prachtige profiel ligt hier voor mij

afgebeeld op een bronzen plaquette

van vijf centimeter op zeven,

een prettige honderdvijftig gram in de handpalm.

Ik was twintig toen ik aan uw Hoger Instituut afzwaaide,

u reist sindsdien mijn hele leven met mij mee,

ik ben nu zesenzestig.

Mijn pen kijkt verbaasd van de bladspiegel op.

Is dat waar, dat van die zesenzestig jaar?

‘Ik geloof het niet ’ dicteer ik haar

‘ik ben zo oud als al mijn teleurstellingen

en zo jong als de stoutste droom van de voorbije nacht. ‘

(Woorden van een analfabete Aboriginal uit de Kalahari.)

Wij zijn spelers, het spel kent geen leeftijd.

‘Theater is de kunst van het moment’:

dat zijn uw woorden,

waarde meester,

ook die vergeet ik nooit.

Dit schijnbaar zo eenvoudige inzicht

maakt onze kunst even onoverwinnelijk als kwetsbaar

want velen voelen zich geroepen

om de macht over dat moment te manipuleren.

Daar hebben we mee leren leven.

We moeten onze krachten sparen

onze teleurstellingen tijdig wieden

en verse dromen blijven zaaien

voor de komende, altijd nieuwe momenten.

Wij kijken daarbij

onze boterham

recht in de ogen,

het publiek dat betaalt.

Maar vandaag blijken we kwetsbaarder

dan ooit, schrik niet te hard,

waarde meester,

alle theaters zijn gesloten!

Ze zijn al drie maanden dicht,

het is een virus dat ons daartoe verplicht.

Het ziet er naar uit dat de eerste

die opnieuw zullen mogen openen

de oudste zullen zijn,

de theaters in open lucht.

Met schaduwen van anderhalve meter

tussen ons in

moet dat wel lukken.

(De zon schijnt gelukkig veel)

Waarde meester Herman Teirlinck,

mag ik hierbij u om een gunst vragen?

Kan u daar bij de grote veiligheidsraad

van de goden

een goed woordje doen

voor heel onze gilde?

Onze gemeenschap heeft ons nodig

en wij ons dagelijks brood.

We zullen met z’n allen

veel zonlicht

van doen hebben.

Met hartelijke groeten

en eeuwige dank!

Karel Vingerhoets

<- Terug