CARMEN
Door Joram De Cocker

<- Terug

Ik sta op een imaginair balkon en kijk de straat in. De zon herhaalt haar dagelijkse afdaling waardoor ze een oranje gloed over de huizen neerwerpt. Het is cliché, maar wel mooi om te zien.
Beneden boent een vrouw haar ramen. Ook zij doet dit dagelijks, al weet niemand waarom. Mijn buurman begroet haar, maar ze kijkt niet op en gaat ongestoord verder. De winkel naast ze is al enkele weken gesloten. Toch brandt er af en toe licht. Op zulke momenten, wanneer ik schaamteloos binnenstaar in de etalage op zoek naar een teken van één of ander leven, betrap ik mezelf erop dat ik best veel op mijn moeder lijk. 
(Het licht is uit nu.) 
De vrouw spoelt haar vodden uit, neemt de emmer met beide handen vast en wandelt naar binnen. Enkele mensen hebben me gebeld vandaag, maar ik heb niet opgenomen. Ik was bang dat ik ze zou missen, of zij mij, en ik ze niet. Dan zou er een ongemakkelijke stilte vallen wanneer ze “ik mis je” hadden gezegd, omdat ik niet kan liegen. Het zou verkeerd overgekomen zijn.

Mijn imaginair balkon is een venster. Als ik het helemaal opengooi en er ver genoeg uit leun, lijkt het precies echt. Boven de winkel gooit nu een andere vrouw haar raam open. Ze begint te gillen en ik schrik. Ik kan niet meteen een directe aanleiding verzinnen voor deze gebeurtenis.
“Is alles ok?”, roep ik haar toe. Ze kijkt op en lacht en gaat ongestoord verder met gillen. Nu met grote gebaren erbij en een occasioneel applaus. Ik noem haar vanaf nu de Prima Donna. Eens je iets een naam gegeven hebt sta je er namelijk niet meer van te kijken. Na ongeveer tien minuten sluit de Prima Donna af met een klein stukje aria, en bevestigt daarmee de naam die ik haar gegeven heb. “si tu ne m’aimes paaaaas je t’aime”, gilt ze door de straat. Schaterlachend trekt ze haar raam dicht.
Tragisch dat ik de enige ben die haar opvoering heeft gezien, hopelijk was ik een waardig publiek. De gedachte wordt onderbroken door de deurbel. Niet die van mij maar die van de buurman. Ik leun verder uit het venster om te zien wie er voor zijn huis staat, maar ik slaag er niet in om iemand te herkennen. Ik lijk écht op mijn moeder.

Opnieuw gaat mijn telefoon. Na drie keer bellen beslis ik toch recht te staan en op te nemen, maar ik ben te laat. Het bellen is gestopt.
U hebt één nieuw bericht”.
Na enkele seconden ruis begint een man te spreken.

Ik mis u in mijn leven.”

Ontvangen vandaag o— 
Ik beluisterde het bericht opnieuw.
En opnieuw.

Ik wandel terug naar mijn balkon. Het is niet langer meer imaginair. Er staat een tafeltje met twee stoelen en er hangen lichtjes. Ze staan aan, want het is donker nu de zon volledig is verdwenen. De straat is leeg en gevuld met schimmen. 

Mis me maar, denk ik bij mezelf.

<- Terug