De Pest in Europa (1346-1351)
Door Kris Verbeeck

<- Terug

Vandaag


Ik zie kraaien
In grote groep strijken ze neer in de tuin
Ik erger me kapot aan die beesten
Ze fluiten niet. Ze schreeuwen
Luid en akelig als roofdieren


Er is altijd wel een kraai die alles in het oog houdt
Als hij neerstrijkt of als eerste wegvliegt, dan volgen alle andere


Ik heb zo’n dom lotjesgeweer
Zo een waarmee je ‘op’ de kermis schiet
Machogewijs denk ik dat ik die rotbeesten wel kan raken en stoer open ik het raam


Maar het lukt me zelfs niet om met mijn geweer in de aanslag te staan
Want zodra ik het raam al even open doe kijkt die ene raaf me lachend aan


Ik zie die vieze, enge kleine zwarte oogjes naar mij lachen en hij vliegt op
Krijsend en schreeuwend en al die andere raven volgen, krijsend en schreeuwend

Dus deed ik elke dag dat raam even open en dicht
Een tijdje lang lukte dat, ze vlogen weg
Nu kijkt die ene kraai me echter aan en denkt na
Jij maakt me niet bang met je raam


De kraai zucht even want heel kort dacht hij dat het gevaar uit mijn hoek kwam
Maar dan pikt hij gewoon verder en heel even krijst hij
Domme man toch


Het is een pest die beesten


Groeten uit Dworp,
Kris

<- Terug