Geachte heer Teirlinck

Of, zoals de jongeren in 2020 dit formuleren:

“Beste Herman”

Als ik uit mijn raam kijk zie ik een explosie van frisgroen, mooi gefilterd zonlicht door het gebladerte van bomen en struiken en hier en daar een kleurvlek: het paars van sieruien, het zachtroze van een Deutzia. Door het raam aan de voorkant van het huis zie ik een klassieke straat in een al even klassieke verkaveling. Bijzonder weinig autoverkeer, dat wel, en opvallend meer fietsers, joggers en wandelaars. Alleen, per twee of soms per drie. Lente 2020.

In vroegere tijden zag ik op dit eigenste moment een klas zestien- of zeventienjarigen, ijverig aan het werk, wegdromend aan het raam of gedwongen luisterend naar wat er die dag over Nederlandse taal en cultuur verteld moest worden.

Wat doen die leerlingen nu, waar denken zij aan, waar dromen zij van?

Echt weten doe ik het natuurlijk niet, maar ik vermoed dat hun dromen niet zo heel anders zijn dan die van de meeste jongeren, in welke tijd dan ook. Een boeiend leven waarin ze zich gekoesterd en gewaardeerd voelen door hun vrienden en familie, een veilige thuis waarnaar ze altijd kunnen terugkeren nadat ze hun vleugels hebben uitgeslagen in een grenzeloze wereld.

Waarschijnlijk vloeken ze nu vaak op mij en mijn collega’s, vervloeken ze Smartschool en de uploadzones, maken ze soms ruzie met vader of moeder, broer of zus en zijn ze nog onlosmakelijker verbonden met hun smartphone om het levensnoodzakelijke contact met hun vrienden veilig te stellen.

Hopelijk leren ze zichzelf deze lente beter kennen, worden ze nog nieuwsgieriger naar de wereld, levert de verveling nieuwe inzichten en bezigheden op en kunnen ze hun angsten bezweren. Vermoedelijk voelen ze meer dan ooit de noodzaak van verbondenheid met mensen, van zorg voor elkaar.

Heel misschien slaan ze wel allemaal spontaan aan het lezen en schrijven.